WAT WIL JIJ?

De kracht van persoonlijke begeleiding

Ellen van Loon-Schaap
Werkbegeleider
De Dijk, Amsterdam

Ellen van Loon-Schaap begon haar carrière in de zorg onverschrokken. Nog voordat ze haar diploma SPW op zak had ging ze al aan de slag als ondersteuner van een ouderinitiatief. Dit was haar zaterdagbaantje. Na haar opleiding was ze thuisondersteuner voor een gezin met 3 kinderen die allemaal de diagnose ADHD hadden. Ellen kijkt met veel plezier terug op die periode: “Dat is het voordeel van jong beginnen, dan ben je nog heel onverschrokken. Je gaat gewoon naar de speeltuin, zonder na te denken over wat er zou kunnen gebeuren of hoe je het aan moet pakken. En het pakte gelukkig goed uit.”

Met leerlingen praten

Inmiddels is Ellen zelf verantwoordelijk voor wat leerlingen leren en hoe ze dat doen. Ze is werkbegeleider en aandachtsfunctionaris bij de Dijk. Voordat ze die functie uitoefende, werkte ze al als Persoonlijk Begeleider op die locatie. Bij haar aanstelling als werkbegeleider nam ze zich één ding voor: ‘nooit óver de leerlingen praten, altijd mét de leerlingen.’

Dat voornemen heeft te maken met haar eigen ervaring. Tijdens het tweede jaar van haar studie hoorde ze twee begeleiders over haar praten, op een niet zo positieve manier. Dat deed haar zelfvertrouwen geen goed en het duurde even totdat ze zich weer prettig voelde op de werkvloer. Er zijn momenten geweest dat ze wilde stoppen. Het was haar moeder, die dat voorkwam en haar achter de broek aan zat om door te zetten. Die rol neemt Ellen nu zelf op zich. Ellen: ‘Natuurlijk is het fijn als alles goed gaat. Maar ik haal ook heel veel uitdaging uit het begeleiden van leerlingen die tegen weerstand aanlopen.’

Pittig gesprek

Eén van die leerlingen is nu haar collega. Voor het zover was, hebben ze samen een pittig traject achter de rug. Ellen: ‘Ik zag meteen iets in hem, al tijdens de sollicitatie speeddates, maar niet iedereen was overtuigd. Het duurde ook even voordat dat zover was. Vanwege persoonlijke problemen kon hij niet laten zien wat hij in zijn mars had. Ook zijn houding was in het begin niet wat het moest zijn. Hij had een historie van niet afgemaakte opleidingen.

In een gesprek, dat Ellen altijd is bijgebleven, praat ze op hem in. ‘Ik heb hem verteld dat hij nog één kans kreeg en hem gevraagd om alle negativiteit van zich af te laten glijden en zich alleen te focussen op school en werk. Het was een pittig gesprek. Ik heb hem pootje gehaakt en bewust onderuit laten gaan. Daarna is hij opgestaan en beter teruggekomen. Inmiddels is hij een gewaardeerde collega, de collega die ik altijd in hem zag. Toen hij afstudeerde heeft hij me mee uit eten genomen om me te bedanken voor dat gesprek en alle schoppen onder zijn kont die ik heb moeten geven om niet op te geven.’

Zelf ervaren

Zoals Ellen vroeger op gevoel haar bijbaan in de zorg vervulde, zo vult ze nu ook een groot deel van haar taken in. Natuurlijk moeten leerlingen voldoen aan bepaalde opdrachten, maar ze ziet ook snel hoe ze een leerling kan helpen. Toch laat ze leerlingen bij voorkeur eerst zelf ervaren waar de uitdagingen zitten. Ellen: ‘Ik heb bijvoorbeeld een leerling die veel gelukkiger zou zijn met een functie op niveau 3, in plaats van 4. Dan kan ik wel zeggen: doe jezelf een plezier en leg de lat minder hoog, maar iemand moet daar zelf klaar voor zijn. Natuurlijk kun je het gesprek voorzichtig opstarten, maar je moet ook het leerproces een kans geven.’

Dat leerproces is voor iedereen anders. Toch loopt elke leerling in het begin tegen hetzelfde probleem aan. Ellen: ‘In de eerste fase van de opleiding wordt iedereen overweldigd door hoe pittig de combinatie tussen werken en leren is. Ze moeten dan echt leren om hun planning aan te passen. In die fase krijg ik standaard opdrachten op onmogelijke tijdstippen gemaild, omdat ze nog geen goede manier hebben gevonden om hun tijd in te delen. In de loop van de opleiding komt dat goed en mailen ze op normale tijden.’

Frisse blik

Ook Ellen zelf leert een hoop van leerlingen begeleiden: ‘Je krijgt een frisse blik op het vak. Door de opdrachten die de leerlingen moeten doen ga je zelf ook anders kijken naar wat je doet. En ik kom altijd tot de conclusie dat ik een fantastisch vak heb. Ik keek bij de cliënten altijd achter het gedrag en niet naar dat wat je aan de oppervlakte ziet. Dat doe ik bij de leerlingen ook. Door op die manier met elkaar in gesprek te gaan heb je écht contact. Dat contact maakt mijn werk ontzettend waardevol.’